Jeroen Peeters |
||||
Waanbeelden en verspillingsrituelen Jaaroverzicht dans 2004: middelmatigheid troef op Vlaamse podia |
||||
Een demon die het Vlaamse danslandschap al geruime tijd achtervolgt is ‘overproductie’, gekoppeld aan een blijvend spreidingsprobleem. Afgelopen jaar organiseerde het Vlaams Theaterinstituut een onderzoek om na te gaan wat er van aan is. Cijfers in de hand bleek dat er vandaag niet meer gezelschappen zijn die meer produceren dan vijf jaar geleden, dat het totale aantal voorstellingen en het aantal voorstellingen per productie niet zijn gedaald, en al evenmin dat de cultuurcentra minder dans tonen. Wel is dans erg duur, wat de spreiding niet ten goede komt. Maar verder dus niks aan de hand? Discussies over cijfers of vraag en aanbod kunnen verhelderend werken, maar zijn deels ook naast de kwestie: benaderen we kunst niet graag in termen van kwaliteit? Kwaliteit is een wat lastig te hanteren begrip, maar in verhouding tot het gehele aanbod is er bitter weinig dans die de verbeelding aanwakkert, fundamentele betekenisruimtes opent en een vlotte consumptie weerstaat. Het is middelmatigheid troef op onze podia: veel werk is te haastig gemaakt, ontbeert noodzaak, of wordt om vage redenen naar ons land uitgenodigd. Betekenisvolle kijkervaringen levert dat niet op, en tegelijk passeert veel werk toch omdat het beantwoordt aan een reeks labels waar onze consumptiecultuur op draait: ‘jong’, ‘nieuw’, ‘internationaal’, maar ook termen als ‘kritisch’ of ‘politiek’ worden achteloos ingezet. Het zijn stuk voor stuk waanbeelden van een op hol geslagen lusteconomie: moeten theater en dans dan verworden tot verspillingsrituelen? Of overproductie nu al dan niet een probleem is, er schort wel degelijk iets aan de energiehuishouding in de danssector. Over productievoorwaarden en een alternatieve aanwending van middelen en energie wordt al te weinig nagedacht, alsof die losstaan van de inhoud en de kwaliteit van voorstellingen. Moeten we dan echt wachten tot de implementering van het nieuwe kunstendecreet in 2006 alvorens de nobele werkplaats- en onderzoeksgedachte op ruimere schaal geïntegreerd wordt in dansproductie? Op de keper beschouwd botsen sommige fantasma’s die het productie- en presentatiecircuit drijven ook met de vragen die een aantal dansmakers onderzoekt. Terwijl al wat nieuw en jong is moet verkopen, werken choreografen jarenlang aan de ontwikkeling van een complexe lichaamscultuur die simplistische idealen van jeugd, gezondheid en normaliteit ondergraven. Of neem de hang naar internationaal werk, die soms verward raakt met een ander waanbeeld van de danswereld in tijden van globalisering: in dans wordt niet gesproken, dus aan grenzen is het niet gebonden! Hoe kan een kunstvorm die zich bezighoudt met ruimte en tijd, met lichamen die in de wereld staan en zich bewegen over grond waarin zich geschiedenis heeft afgezet, zichzelf zo begoochelen? In het beste geval draagt internationaal werk andere vragen aan en zorgt het voor reliëf, maar de kloof tussen de lichtzinnige lageloonlandenpolitiek van het Junge Hundefestival in Monty en de betrachting van pakweg het Brusselse Kunstenfestival om zorgvuldig met context en reflectie om te gaan, is hemelsbreed. Er zijn gelukkig ook theater- en dansmakers die hun eigen wanen even tussen haakjes zetten, om zich bezig te houden met… waanbeelden en verspillingsrituelen. In een tijd die geteisterd wordt door geweld, excessen en consumptie in het licht van blinde idealen, blijken theaterzaal en dansvloer een plek om zich daartoe te verhouden. Om de status van beelden en ideeën te onderzoeken, om vragen en twijfel op te roepen, om buiten gekende paden te treden en de verbeelding te omarmen. Om zich rekenschap te geven van de tonnen afval die elke cultuur produceert en verdrukten in herinnering te brengen. Sommigen trekken daarbij klassieke registers open. De Duitse theatermaker Raimund Hoghe creëerde met Sacre zijn versie van Nijinski’s vroegmoderne ballet, een lentewijding waarin een jonge vrouw zich de dood in danst. Hoghe vangt het ritueel in een lus en drijft er de ambiguïteit van op: welke spoken komen er op ons af als we offers brengen voor onze verlangens? Vanuit een weerspannige verhouding tot de disciplinering van het lichaam, houden Kattrin Deufert en Thomas Plischke in As If (It was beautiful) niet op de onmogelijke eenheid van het schone te ondervragen. Verlangens kunnen ook prozaïscher vormen aannemen. Met hun lichamen als filters, gaan Benoît Lachambre en Meg Stuart in FORGERIES, LOVE AND OTHER MATTERS onder meer de emocultuur te lijf, tot de scène letterlijk en figuurlijk wemelt van de rommel en het afval. De Italiaanse Claudia Triozzi weet in Stand haar eigen fantasieën te realiseren, tot ze overstelpt wordt door banale plaatjes. Een dubbelzinnige en eigentijdse positie neemt het Frans-Oostenrijkse collectief Superamas in: ze flirten in BIG 2nd Episode (Show/Business) met het materiaal en de productiewijzen van de mediamieke verlangseconomie die ze willen onttakelen, nestelen zich in de waan en spelen de verblufte toeschouwer de restfractie toe. Waanbeelden en verspilling mogen dan al aanleiding geven tot boeiende reflecties, laten we van theater en dans zelf geen verspillingsrituelen maken! Als we dat willen, kan het minder en beter, scherper en specifieker, ondersteund door meer onderzoek en omkadering. En wie weet beter gespreid en voor andere publieken. Dan hoeven ook recensies geen verspillingsrituelen te worden. |
||||
Top vijf dans 2004 : 1. Raimund Hoghe, Sacre The Rite of Spring Gezien op 24 januari in Kaaitheater, Brussel. Twee mannen gaan aan de haal met een stuk moderne dansgeschiedenis in een beklijvend inwijdingsritueel, op de wip tussen de dood en het broeierige rijk van de lente. 2. Superamas, BIG 2nd Episode (Show/Business) Gezien op 18 juni op dans@tack in Kortrijk. In deze volstrekt onhandelbare, ironische performance over media en entertainment, speelt het collectief Superamas een vernuftig spel met de fantasieën, verlangens en weerstand van de kijker. 3. Benoît Lachambre, Meg Stuart en Hahn Rowe, Forgeries, love and others matters Gezien op 29 mei in Schauspielhaus Zürich. In uitdagend en schaamteloos theater verkent een koppel innerlijke landschappen, waarbij een organisch omgevingsbewustzijn en een synthetische verbeelding vrolijk tegen elkaar aanschurken. 4. Claudia Triozzi, Stand Gezien op 27 febr. in Le Quarz, Brest. Hysterisch zelfportret van een gevallen diva, waarin Triozzi zingend, jammerend en kreunend haar eigen spookbeelden achternazit en daarbij nostalgie, kitsch en humor niet schuwt. 5. Frankfurter Küche, As If (It was beautiful) Gezien op 24 november in deSingel, Antwerpen. Strak geformuleerde en poëtische choreografie van Kattrin Deufert en Thomas Plischke die vragen opwerpt over gender, melancholie en schoonheid.
Contextual Note: Dit is de originele auteursversie van het artikel dat enigszins ingekort in de krant De Morgen verscheen. Jeroen Peeters, De Morgen, 28 December 2004 |
||||